Voor: iedereen die meer wil weten over spreken
Geschreven door: Femke de Smit van Stotterteam Tilburg
Leestijd: ca 5 minuten
Als er iets niet vanzelfsprekend is, dan is het wel spreken. We doen het echter doorgaans zonder erover na te denken. Van ‘Goedemorgen!’ tot ‘Welterusten’, de hele dag door rollen er woorden uit onze mond. We hoeven daarvoor niet te studeren of naar de sportschool; ons brein weet wat het moet doen en onze spieren zijn in staat die taak te volbrengen. Hoe meer je stil staat bij het proces van spreken, hoe meer je je erover gaat verwonderen. Spreken wordt wel beschreven als de meest complexe motorische activiteit die wij als mens kunnen uitvoeren. Hoe werkt spreken dan en hoe is het mogelijk dat de meeste kinderen dit spontaan leren op zeer jonge leeftijd?
Wat zeg je?
Laten we beginnen bij wat je zegt. Dus de inhoud van je verhaal. Dat begint met een idee. Je ziet iets, je wilt iets, er valt je iets in, het kan van alles zijn. Vervolgens zoekt je brein daar woorden bij waarmee je jouw idee kan overbrengen aan een ander. Dat gaat razendsnel. Stel je weet dat iemand naar de film is geweest en je bent nieuwsgierig hoe het was. De woorden film, leuk, gisteravond worden uit je interne woordenboek opgehaald. Vervolgens gaat de ‘zinnenmaker’ in je brein ermee aan de slag en zet de woorden in een logische volgorde. De zin staat nu klaar om te worden uitgesproken: ‘Was de film leuk gisteravond?’.
Hoe zeg je wat?
Om de volgende stap te begrijpen gaan we even terug naar de tijd waarin je ooit hebt leren lezen en schrijven. Misschien herinner je je nog het hakken en plakken? De losse klanken v-i-s leerde je plakken naar vis. En voilá toen kon je niet alleen letters herkennen en uitspreken, maar ze ook achterelkaar zeggen en het woord herkennen. Je had het geheim van lezen ontdekt. Wat een mooie mijlpaal!
Voor het spreken moeten we eigenlijk vooral kijken naar het hakken. Bijvoorbeeld het woord boom hakte je als beginnende schrijver in de drie klanken b-oo-m, waarna je de afzonderlijke klanken kon opschrijven. Eigenlijk gebeurt – wederom in een razendsnel tempo – een soortgelijk hakproces in je hersenen wanneer je een woord wil uitspreken.
Want al lijkt het een kort woordje dat zo je mond uit floept, het woord wat kan je niet in één beweging uitspreken. De drie klanken w-a-t moeten afzonderlijk gevormd worden door je spreekspieren. Dus je brein vuurt signaaltjes af naar de spieren rondom je lippen, tong en keel zodat die op het juiste moment met de juiste kracht op de juiste plek bewegen. En dat dan ook nog eens zo dat de bewegingen elkaar soepel opvolgen, waarmee het woord weer netjes geplakt uit je mond komt.
Lesje fonetiek
Om je de complexiteit van het uitspreken van die klanken nog wat meer te laten ervaren, nodig ik je uit het woord film eens hardop uit te spreken. Hoppa, daar was ie al! Of je zit nu in de trein en wilt niet hardop spreken… Doe dan maar eens stilletjes alsof: film. Waarschijnlijk denk je er geen moment over na wat je spieren precies doen om dit woord uit te spreken. En na deze alinea moet je dat ook vooral blijven doen. Maar doe het voor nu nog maar eens: fff iii llll mmm.
Lukt het om te voelen dat je onderlip eerst naar je boventanden beweegt, je kaak daarna iets zakt, het puntje van je tong naar boven beweegt om contact te maken met het punt achter je voortanden, waarna je lippen zich sluiten en de luchtstroom niet meer door je mond, maar door je neus naar buiten gaat? Wow! Gelukkig gaat dit altijd automatisch en hoef je die articulatiebewegingen niet bewust in te zetten.
Maar we zijn er nog niet helemaal. Er zijn namelijk nog meer spiertjes die meedoen bij het spreken. Om die op te merken helpt het om even je vlakke hand over je strottenhoofd te leggen. Spreek nu eens de klanken fffff iii llll mmm weer langzaam uit. Voel je met je hand de trilling van je stembanden? Als je goed hebt opgelet start die trilling pas bij de i. Wanneer je namelijk je stembanden al mee laat trillen vanaf de start van het woord zeg je vilm en dat woord kennen we niet in het Nederlands. Kortom die spiertjes rondom je stembanden moeten bliksemsnel aanspannen en ontspannen afhankelijk van of de klank stem heeft of niet. Hier komen de termen stemloos en stemhebbend vandaan. Bij klanken die stemloos zijn doen de stembanden dus niet mee (bv de f,s,t).
Spraakmotorische coördinatievaardigheid
Dat is nog eens een tongbreker! We kennen ze allemaal wel denk ik: van het brave ‘Liesje leerde Lotje lopen langs de lange Lindelaan’ tot de bij kinderen favoriete: ‘Als een potvis op een potvissen pispot pist, zit de potvissen pispot vol met potvissenpis’. Het steeds sneller uit proberen te spreken van deze tongbrekers zorgt vaak voor hilarische momenten, waarbij je spreekwoordelijk over je tong struikelt. Wat gebeurt hier dan precies? Er zit bij ieder van ons een grens aan ons vermogen snel en nauwkeurig klanken af te wisselen, of anders gezegd: om onze spreekspieren te coördineren. Gaan we die grens over dan vliegt het systeem uit de bocht. Hilarisch als je het bewust opzoekt bij een spelletje met tongbrekers, maar frustrerend als je spreeksysteem onverwacht hapert of blokkeert. Mogelijk is een verschil in spraakmotorische coördinatievaardigheid één van de verklaringen van het ontstaan van stotters.
Wat zei ik nou?
Even terug naar de stappen in het spreekproces. We hebben ons brein aan het werk gezien. Om precies te zijn: het taalgebiedje ergens in het midden van onze linker hersenhelft. Dat gebiedje helpt ons woorden te kiezen, zinnen te formuleren, de boodschap om te zetten in klanken en een uitspraakplan te maken voor de spreekspieren. We hebben onze spieren aan het werk gezien met een verbazingwekkende snelheid en diversiteit in bewegingen. We hebben gesproken.
Er is echter nog een stap tijdens het spreken en dat is een continue terugkoppeling van wat we geproduceerd hebben. Door te luisteren naar ons eigen spreken, maar ook door onbewust te voelen hoe de bewegingen verlopen krijgen onze hersenen live feedback zodat ze indien nodig het spreken nog kunnen bijsturen. Soms zijn die herstelmomenten hoorbaar, bijvoorbeeld als je toch een ander woord bedoelde: ‘ze hadden daar veel pon-eh-paarden’. Soms resulteren ze in hoorbare haperingen, wanneer je opmerkt dat je uitspraak niet klopt met het woord in je hoofd: ‘de spyg-psycholoog zei’.
Vaak ook merken we niks van die bijstuurmomenten, net als we ons niet bewust zijn van alle correcties die onze spieren maken tijdens het lopen of alleen al het recht houden van je lijf wanneer je zit. Lange tijd is een overactief feedbacksysteem van het spreken gezien als de mogelijke oorzaak van stotteren.
Vanzelfsprekend
Nu je dit alles gelezen hebt, zul je het met me eens zijn dat spreken niet zo vanzelfsprekend is als het op het eerste gezicht lijkt. Het is een wonderlijke vaardigheid die we hebben geleerd. Nog wonderlijker is misschien wel dat we dit alles al op zeer jonge leeftijd leren. Hoe? Gewoon door als baby te luisteren naar het spreken van de mensen om ons heen. Door geluidjes na te doen met onze stem, door te oefenen met afwisselende klanken dadadada! En door steeds onze eigen spraakproducties te beoordelen, al luisterend en al voelend. Door te brabbelen leren we steeds meer te variëren met klanken en als vanzelf beginnen we te spreken. Dus toch… vanzelfsprekend!
©Stotterteam Tilburg – delen van deze tekst mag, graag zelfs! Vermeld dan wel de link en/of onze naam erbij.